ALKMAAR – Dat blijkt uit de uitspraak van de rechtbank in Alkmaar waar afgelopen 10 juni een klaagschrift is behandeld naar aanleiding van het in beslag nemen van het bewuste hesje met daarop de tekst  ‘Singa 19 Holland MC’ .

De man uit Breda reed op 2 december 2020 over de N307 ter hoogte van Zwaagdijk-West toen hij door de politie werd verzocht zijn motor aan de kant te zetten, reed hij op volle snelheid weg. De agenten zetten de achtervolging in waarna de man uit Breda zijn motor parkeert op de vluchtstrook van de A7 vlak voor de afslag Hoorn.  Daar krijgt de motorrijder te horen dat het hesje in beslag wordt genomen. De man weigerde dit in eerste instantie maar na aandringen van de agenten gaf hij toch zijn hesje aan de agenten.

De reden dat de agenten het hesje in beslag namen is omdat ‘Singa 19 Holland MC’ een voortzetting zou zijn van het door de rechtbank verboden Satudarah North Coast Hoorn en gebruik maken van het clubhuis in Hoorn dat eerder aan Satudarah North Club toebehoorde. Daarnaast zijn diverse leden van ‘Singa 19 Holland MC’ voormalige Satudarah leden die na het verboden worden van deze club overstapten naar ‘Singa 19 Holland MC’.

De advocaat van de motorrijder maakte bezwaar tegen de inbeslagname van het hesje. Volgens de raadsman blijkt uit een beslissing van de rechtbank Den Haag in de zaak ‘Yellow Snakes’, en later door de Hoge Raad bevestigde vonnis, dat een enkele verwevenheid met Satudarah onvoldoende is om een andere club verboden te verklaren. ‘Het feit dat een motorclub verboden is maakt niet dat een eventueel daaraan verwante motorclub verboden is, ‘ aldus de raadsman.

Officier van Justitie Sarian was het niet eens met het standpunt van de raadsman. Volgens de officier wordt vooropgesteld dat de vaststelling of Singa 19 al dan niet een voortzetting is van een verboden organisatie is en of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan artikel 140 lid 2 Sr. of overtreding van artikel 2:81 lid 1 van de APV Hoorn en dat gezien de marginale karakter van de raadkamerbehandeling niet in de raadkamer maar door de zittingsrechter zal plaatsvinden. Officier van justitie Sarian verwachtte dat tijdens de terechtzitting de rechtbank ook dan ook het hesje zal invorderen.

De officier wees hierbij naar het dossier waaruit zou blijken dat het chapter Satudarah North Coast (Hoorn) en de leden daarvan, na de verboden verklaring, doorgegaan zijn als Singa 19 North Coast. Hetzelfde clubhuis wordt gebruikt, dezelfde kleuren worden toegepast, de leden komen overeen en de leeuwenkop in de zogeheten “colors” is afkomstig van supportclub Saudarah van Satudarah. Volgens het Openbaar Ministerie heeft klager gehandeld in strijd met artikel 140 lid 2 Sr door in het openbaar de colors van Singa 19, feitelijk de colors van Satudarah, te dragen.

De voorzieningsrechter oordeelde dan ook als volgt: De gelijkenis tussen Chapter Northcoast van Singa 19 en het verboden Satudarah is naar het oordeel van de voorzieningenrechter zodanig, dat dit op zichzelf al de vrees wettigt dat het openblijven van het pand een ernstig gevaar zal opleveren voor de openbare orde. Immers is Satudarah vanwege schendingen van de openbare orde en vrees op herhaling daarvan verboden verklaard. De voorzieningenrechter acht in dit verband naast het voorgaande van belang dat Singa 19 naar het schijnt alleen het logo en de naam van Satudarah heeft laten vallen, maar verder in het geheel geen afstand lijkt te hebben genomen van het verboden Satudarah. In tegendeel, Signa 19 heeft ten aanzien van de kleuren verklaard dat zij die draagt uit respect voor Satudarah.

Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat er mogelijk een nauwe verwevenheid bestaat tussen de verboden organisatie Satudarah (North Coast) en Singa 19. Deze verwevenheid is, op basis van een globale en terughoudende beoordeling te typeren als van zodanige aard en inhoud dat een veroordeling wegens één van de feiten waarop de verdenking thans betrekking heeft, niet kan worden uitgesloten. Nader onderzoek daarnaar overstijgt het summiere karakter van behandeling van het klaagschrift in raadkamer en dient te geschieden tijdens de behandeling van de strafzaak. Uit de zich thans in het dossier bevindende stukken en het verhandelde in raadkamer blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het inbeslaggenomen voorwerp verbeurd zal verklaren of zal onttrekken aan het verkeer.

De rechtbank is dan ook van oordeel dat het hesje aan het verkeer moet worden onttrokken.